Een aangrijpend boek, waarvan ik vind dat
het verplichte lectuur voor alle mensen moet zijn, die op de een of
andere manier voor de overheid of in de zorg werken.
Auteur Henk Plenter, sinds 2 ½ jaar gepensioneerd, heeft ruim 40 jaar voor de
GGD in Amsterdam woningen ontruimd. Hij heeft zijn functie als het ware zelf
uitgevonden en het zelfs tot Inspecteur Hygiënisch Woningtoezicht gebracht.
Hij geeft de lezer een onthullende blik op een wereld die
verborgen ligt achter alledaagse gevels in de Amsterdamse buurten. Met veel
verstand van zaken, zachtmoedigheid, hartelijke meelevendheid en inzicht in wat
mensen beweegt, ging hij te werk.
Wat hij tijdens het uitoefenen van zijn beroep allemaal is
tegengekomen en heeft meegemaakt beschrijft hij in dit boek op een zeer
beeldende manier.
Het is werkelijk schokkend hoe mensen in totale vervuiling
kunnen leven. Vooral de beginnend dementerende en psychiatrisch gestoorde mensen
kunnen niet zelfstandig, zonder professionele begeleiding leven. In de grote
stad verdwijnen ze in de anonimiteit en worden pas ontdekt vanwege overlast met
muizen, ratten of verschrikkelijke stank. Er is veel verborgen eenzaamheid en
leed. Ik ben bang dat we daar in de toekomst nog veel meer mee te maken zullen
krijgen als de ouderen zo lang mogelijk zelfstandig moeten wonen. En dat zal
niet enkel in Amsterdam zijn.
Dit boek vormt een aanbeveling voor betere zorg voor elkaar
en voor jezelf. Vereenzaming kan de beste mensen overkomen. In deze tijd met
onze drang naar perfectie, snelheid en competitie zullen de mensen die niet bij
machte zijn zich volledig aan te passen aan onze “zelfgemaakte maatschappij”
,nog eerder uit de boot gaan vallen. Compassie is een groot woord in deze tijd
van zelfontplooiing en jezelf waarmaken.
Het is dan ook niet voor niets dat het woord plenteren
is opgenomen in het Algemeen Nederlands Woordenboek. Welverdiend , ik ben vreselijk blij dat er
zulke mensen bestaan zoals Henk.
Tot slot een gedicht van F. Starik, dichter uit Amsterdam,
uit zijn boek “De eenzame uitvaart”.
N.N.
Iedereen kent ze: de grauwe ruiten
Die als doffe ogen in de gevels hangen
De gesloten leden, de moeie lappen
Waarachter onzichtbare mensen wonen.
Iedereen kent ze: de onzichtbare mensen
Die op de banken en bedden liggen, achter
Deuren zonder naam erop, iedereen kent ze
De deuren, de ramen, Niet de mensen.
Marianne
Geen opmerkingen:
Een reactie posten